Interview met Parno Graszt op Couleur Café
Hoewel de zigeunercultuur de laatste maanden niet weg te branden leek op tropicalidad.be, moet ondergetekende toegeven van de Hongaarse tak van die muziekstroming weinig of geen kaas gegeten te hebben. Parno Graszt, zowat Hongarije's meest vooraanstaande zigeunerensemble, neemt met een geheel eigen mix van instrumenten en lokale dansen een unieke plaats in in de wereld van zigeunermuziek. We troffen oprichter József Oláh (stem, gitaar, tambura) en manager Márk Szász backstage op Couleur Café en vroegen hen om ons in te wijden in de wereld van de Hongaarse cigány. Op 13 september kun je ze trouwens live bewonderen in de Brusselse Flagey.Parno Graszt betekent 'wit paard' in het Romani. Wat is het precieze verhaal achter die naam?
József Oláh: "Jaren geleden had ik een wit paard. Het was een magere knol die betere dagen had gekend, maar ik hield veel van dat dier. Je moet weten dat een paard hebben voor een zigeuner in die dagen tegelijk een noodzakelijkheid en een statussymbool was. Daar komt naam dus vandaan."
Jullie komen uit het dorp Paszab in de Szabolcs-Szatmár-Bereg regio in Hongarije. Kan je die streek eens beschrijven?
József Oláh: "Paszab ligt in de driehoek tussen Oekraïne, Roemenië en Hongarije en economisch gezien is het zowat het meest achtergestelde deel van het land. Paszab ligt aan de oevers van de Tisza en telt ongeveer 1400 inwoners. Als je als westerling in die streek rondreist is het alsof je terug in de tijd gaat, alles is er blijven stilstaan."
Is het vooral een gemeenschap van muzikanten of vind je ook zigeuners die andere beroepen uitoefenen?
József Oláh: "Eigenlijk vind je in Hongarije weinig of geen zigeuners die, zoals wij, van hun muziek kunnen leven. Onze muziek komt recht uit ons hart en daarom doen we niets liever dan spelen, maar voor de meeste zigeunermuzikanten brengt het niet echt veel op."
Márk Szász: "Muzikant zijn betekent dat je in zigeunergemeenschap een eervolle positie krijgt toebedeeld, maar de zigeuners uit de regio Szabolcs-Szatmár-Bereg zijn werkloos en komen rond door hier en daar een klusje op te knappen of werken als handelaars in oud metaal."
Waarin verschilt de Hongaarse zigeunermuziek van genregenoten uit bijvoorbeeld Roemenië of Servië?
József Oláh: "Dat zit 'm vooral in het ritme dat wij in onze muziek gebruiken. Wij noemen het 'estam' of 'kontra' in het Hongaars en het bestaat in geen enkele andere vorm van zigeunermuziek. Het is een soort off-beat. Wat ons instrumentarium betreft zijn gitaren heel typisch voor de Hongaarse sound en de lepels en de melkkannen zijn absoluut uniek en alleen terug te vinden in de Hongaarse traditie. Wat ik zeker ook niet mag vergeten te vermelden is de vocale bas. die wordt geproduceerd met behulp van de stem."
Het lijkt een beetje op wat in de jazz scatten heet.
József Oláh: "Ja, er zijn zeker gelijkenissen. De orale bas (szajbogo, red.) zingen is als heel snel praten, ratelen zeg maar. Het is in ieder geval niet makkelijk, maar Istvan Nemeth, onze percussionist, is een natuurtalent."
Een ander instrument dat jullie gebruiken en dat waarschijnlijk weinig mensen zullen kennen is de taragot.
József Oláh: "Dat instrument stamt ergens uit de 17de eeuw of zelfs nog vroeger en lijkt sterk op de klarinet. Het verschil is dat de klarinet een stuk hoger klinkt. Klankgewijs kan je een taragot nog het best vergelijken met een altsaxofoon. Het is wel niet echt een wijdverspreid instrument. Voor zover ik weet is Parno Graszt de enige groep in Hongarije die dat instrument gebruikt."
Tijdens jullie concerten brengen jullie ook een dans die veel weg heeft van gevechtskunst. Wat houdt die dans precies in?
József Oláh: "Je zegt daar gevechtskunst en dat is er eigenlijk niet ver naast. Origineel was de stokkendans, zoals die dans bekendstaat, een gevechtsdans uitgevoerd door twee mannen die vochten om de eer van een vrouw. Spijtig genoeg moeten wij het in de band stellen met maar één danser, dus we waken er maar het beste van."
Zoals voor zoveel zigeunerbands het geval is tegenwoordig, werd ook jullie muziek geremixt; in dit geval door de Belgische deejay Gaetano Fabri die jullie nummer Gelem Gelem onder handen nam. Hoe staan jullie tegen over dat hele gegeven van het discofiëren van jullie muziek om het aan een clubpubliek te kunnen verkopen?
József Oláh: "Dat is eigenlijk een heel handige manier om onze muziek verkocht te krijgen aan een publiek dat er anders nooit naar zou luisteren. Hopelijk prikkelen die remixen de nieuwsgierigheid van sommigen genoeg om hen op zoek te doen gaan naar de originele muziek zoals wij die spelen."
József Oláh: "Jaren geleden had ik een wit paard. Het was een magere knol die betere dagen had gekend, maar ik hield veel van dat dier. Je moet weten dat een paard hebben voor een zigeuner in die dagen tegelijk een noodzakelijkheid en een statussymbool was. Daar komt naam dus vandaan."
Jullie komen uit het dorp Paszab in de Szabolcs-Szatmár-Bereg regio in Hongarije. Kan je die streek eens beschrijven?
József Oláh: "Paszab ligt in de driehoek tussen Oekraïne, Roemenië en Hongarije en economisch gezien is het zowat het meest achtergestelde deel van het land. Paszab ligt aan de oevers van de Tisza en telt ongeveer 1400 inwoners. Als je als westerling in die streek rondreist is het alsof je terug in de tijd gaat, alles is er blijven stilstaan."
Is het vooral een gemeenschap van muzikanten of vind je ook zigeuners die andere beroepen uitoefenen?
József Oláh: "Eigenlijk vind je in Hongarije weinig of geen zigeuners die, zoals wij, van hun muziek kunnen leven. Onze muziek komt recht uit ons hart en daarom doen we niets liever dan spelen, maar voor de meeste zigeunermuzikanten brengt het niet echt veel op."
Márk Szász: "Muzikant zijn betekent dat je in zigeunergemeenschap een eervolle positie krijgt toebedeeld, maar de zigeuners uit de regio Szabolcs-Szatmár-Bereg zijn werkloos en komen rond door hier en daar een klusje op te knappen of werken als handelaars in oud metaal."
Waarin verschilt de Hongaarse zigeunermuziek van genregenoten uit bijvoorbeeld Roemenië of Servië?
József Oláh: "Dat zit 'm vooral in het ritme dat wij in onze muziek gebruiken. Wij noemen het 'estam' of 'kontra' in het Hongaars en het bestaat in geen enkele andere vorm van zigeunermuziek. Het is een soort off-beat. Wat ons instrumentarium betreft zijn gitaren heel typisch voor de Hongaarse sound en de lepels en de melkkannen zijn absoluut uniek en alleen terug te vinden in de Hongaarse traditie. Wat ik zeker ook niet mag vergeten te vermelden is de vocale bas. die wordt geproduceerd met behulp van de stem."
Het lijkt een beetje op wat in de jazz scatten heet.
József Oláh: "Ja, er zijn zeker gelijkenissen. De orale bas (szajbogo, red.) zingen is als heel snel praten, ratelen zeg maar. Het is in ieder geval niet makkelijk, maar Istvan Nemeth, onze percussionist, is een natuurtalent."
Een ander instrument dat jullie gebruiken en dat waarschijnlijk weinig mensen zullen kennen is de taragot.
József Oláh: "Dat instrument stamt ergens uit de 17de eeuw of zelfs nog vroeger en lijkt sterk op de klarinet. Het verschil is dat de klarinet een stuk hoger klinkt. Klankgewijs kan je een taragot nog het best vergelijken met een altsaxofoon. Het is wel niet echt een wijdverspreid instrument. Voor zover ik weet is Parno Graszt de enige groep in Hongarije die dat instrument gebruikt."
Tijdens jullie concerten brengen jullie ook een dans die veel weg heeft van gevechtskunst. Wat houdt die dans precies in?
József Oláh: "Je zegt daar gevechtskunst en dat is er eigenlijk niet ver naast. Origineel was de stokkendans, zoals die dans bekendstaat, een gevechtsdans uitgevoerd door twee mannen die vochten om de eer van een vrouw. Spijtig genoeg moeten wij het in de band stellen met maar één danser, dus we waken er maar het beste van."
Zoals voor zoveel zigeunerbands het geval is tegenwoordig, werd ook jullie muziek geremixt; in dit geval door de Belgische deejay Gaetano Fabri die jullie nummer Gelem Gelem onder handen nam. Hoe staan jullie tegen over dat hele gegeven van het discofiëren van jullie muziek om het aan een clubpubliek te kunnen verkopen?
József Oláh: "Dat is eigenlijk een heel handige manier om onze muziek verkocht te krijgen aan een publiek dat er anders nooit naar zou luisteren. Hopelijk prikkelen die remixen de nieuwsgierigheid van sommigen genoeg om hen op zoek te doen gaan naar de originele muziek zoals wij die spelen."